Manias, Panics, and Crashes is een klassiek werk over de geschiedenis en dynamiek van financiële crises. Het beschrijft hoe periodes van economische euforie (manias) ontaarden in paniek en uiteindelijk crashes, aan de hand van vele voorbeelden uit vier eeuwen financiële geschiedenis.
De auteur Charles P. Kindleberger (1910 – 2003) was een invloedrijke Amerikaanse econoom, historicus en auteur, vooral bekend om zijn werk op het gebied van financiële geschiedenis, internationale economie en monetaire theorie. Hij was jarenlang professor aan het Massachusetts Institute of Technology (MIT) en werkte daarvoor onder andere voor het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken en het Marshallplan in Europa.
Het typische verloop van een financiële crisis
Volgens Kindleberger bestaat elke financiële crisis uit vijf universele fasen die zich vaak herhalen met verrassend weinig variatie. Elke fase wordt gevoed door gedragspatronen die diep in de menselijke psychologie verankerd liggen.
1. Displacement (aanleiding): Dit is meestal een economische of technologische verschuiving zoals deregulering, renteverlaging, of een nieuwe industrie. Denk aan de opkomst van spoorwegen in de 19e eeuw of het internet in de jaren 90. Zulke verschuivingen leiden tot nieuwe winstverwachtingen.
2. Boom: In deze fase verspreidt optimisme zich snel. Kapitaal wordt aangetrokken, investeringen nemen toe en de prijzen beginnen te stijgen. Wat eerst een rationele investering leek, wordt nu een trend.
3. Manie: De drang om in te stappen neemt het over van rationeel denken. Mensen vrezen vooral om de kans op winst te missen – “fear of missing out” – en prijzen schieten omhoog.
4. Crisis: Een trigger – zoals een beleidsverandering, faillissement of slechter dan verwachte resultaten – leidt tot twijfel. De eerste investeerders verkopen.
5. Crash: Paniek neemt het over. Iedereen probeert te verkopen, vaak te laat. Vermogens verdampen in korte tijd.
Deze fasen vormen samen de cyclus die ten grondslag ligt aan de meeste grote financiële ineenstortingen in de wereldgeschiedenis, van de Zuidzeebubbel tot de cryptomarkt.
Speculatieve manieën en irrationeel gedrag
Tijdens de maniefase raakt het collectieve verstand vertroebeld. Wat begon als gezonde groei, verandert in roekeloze speculatie. Dit is geen individueel falen, maar een massapsychologisch fenomeen: mensen spiegelen zich aan elkaar en verklaren kritiekloos waarom het “dit keer anders is”.
Naast de Dotcom-zeepbel zijn er talloze andere voorbeelden: de spoorwegmanie in Engeland, de beleggingsfondsenhausse van de jaren 60, de techrally van 2020. Telkens zijn er beloftes van grenzeloze groei en een gevoel van onoverwinnelijkheid. De geschiedenis leert dat dit soort massale irrationaliteit weinig met objectieve waarde te maken heeft.
- Vaak wordt krediet ingezet zonder oog voor terugbetalingscapaciteit.
- Waarderingen worden gerechtvaardigd met onhoudbare groeiverwachtingen.
- Nieuwe financiële producten versterken het momentum.
“In de tweede fase van speculatie neemt de verwachting van toekomstige winsten het over van redelijkheid.”
Krediet als brandstof voor bubbels
Zonder krediet geen bubbel. Kindleberger toont overtuigend aan dat de beschikbaarheid van goedkoop geld een essentieel ingrediënt is. Hoe meer krediet er beschikbaar is, hoe meer activa gekocht kunnen worden – wat leidt tot prijsstijgingen, waardoor het onderpand voor nieuw krediet stijgt. Dit is een zelfversterkend mechanisme.
De rol van banken is hierbij cruciaal. In hun jacht op rendement verlagen ze hun standaarden, bijvoorbeeld door hypotheken te verstrekken aan mensen zonder inkomen (zoals gebeurde bij subprime-leningen). Centrale banken dragen ook bij: door lage rente of kwantitatieve verruiming bevorderen zij kredietgroei.
In feite is krediet in deze fase de zuurstof van de bubbel. En zoals bij elk vuur: hoe meer zuurstof, hoe heviger de ontploffing als het misgaat.
“Het aanbod van corruptie neemt procyclisch toe, net als het aanbod van krediet.”
